Logo

De stage van Maaike Spijkerman

Van december tot en met februari liep Maaike Spijkerman bij ons stage. Hieronder verteld ze over haar ervaring bij het RHCVV.

'Mijn naam is Maaike Spijkerman en momenteel ben ik derdejaars student aan de opleiding docent beeldende kunst en vormgeving te Tilburg. Sinds eind december heb ik stage mogen lopen bij het RHCVV, afdeling educatie. In 2020 heeft het RHCVV een schenking mogen ontvangen van het werk van kunstenaar Jan Oosterman. De wens vanuit het RHCVV was om over het werk van Jan Oosterman educatieve lessen te ontwikkelen en deze vervolgens te verzorgen op scholen in de omgeving. Het ontwikkelen en geven van deze lessen is daarom ook een van de hoofdtaken geweest tijdens mijn stage bij het RHCVV. Voordat ik kon beginnen met het ontwikkelen van een les, moest er onderzoek worden gedaan naar de persoon en het werk van Jan Oosterman. Voor het onderzoek ben ik onder meer bij het Europees Keramisch Werkcentrum (EKWC) in Oisterwijk geweest. Jan Oosterman was namelijk initiatiefnemer voor de opening van het Keramisch Werkcentrum in 1969.

In eerste instantie heb ik een lessencyclus ontworpen rondom het werk met daarbij behorende technieken van Jan Oosterman. Helaas waren deze lessen gericht op fysiek onderwijs en was dit vanwege de coronamaatregelen niet mogelijk. Daarom heb ik de fysieke lessencyclus omgebogen naar een online versie. Het betrof drie tekenlessen waarin de leerlingen de tekenstijl van Jan Oosterman ontdekten. De kinderen hebben Jan Oosterman en zijn werk klassikaal leren kennen. Gezamenlijk met de klas heb ik een aantal werken van Jan Oosterman bekeken en geanalyseerd. Hierbij hebben de leerlingen geleerd wat een beeldaspect is en welke typische beeldaspecten Jan Oosterman vaak toepaste. De leerlingen hebben vervolgens een zelfportret gemaakt met daarbij een tekening van iets of iemand waarvan zij veel houden. Jan Oosterman tekende in veel schilderijen altijd zijn vrouw Anne. Door de leerlingen in hun zelfportret iets te laten toevoegen van wat ze leuk vinden speelde ik in op de theorie en koppelde ik dit aan hun eigen leef-, en beleefwereld en krijgen de leerlingen een connectie met het werk van Jan Oosterman.

De online lessen over Jan Oosterman heb ik met veel plezier mogen verzorgen in de gemeentes. De leerlingen hebben de lessen als inspirerend en leuk ervaren. Zo lukte het een leerling om een logo van een bepaalde app na te tekenen en zei ze: ‘wow! Ik wist niet dat ik dit zo goed kon’’.

Terugkijkend op mijn stage bij het RHCVV heb ik erg veel mogen leren over bijvoorbeeld het online afstandsonderwijs, natuurlijk Jan Oosterman en hoe het werken bij een archief op afdeling educatie is.'

 Wij wensen Maaike veel succes met het vervolg van haar studie!

De stage van Maaike

Maaike Spijkerman tijdens het geven van een online kunstles.

Jan Oosterman klein
De Bosgeest, 1994. Jan Oosterman 

Ervaring opdoen bij het RHCVV

'Mijn naam is Rik Kooper en in de zomer van 2020 ben ik afgestudeerd als docent geschiedenis. Toen ik aan het solliciteren was voor vacatures als docent kwam mij de stage bij het RHCVV/Gemeente De Ronde Venen op het pad. Hier kon ik aan de slag kon met het ontwikkelen van een educatief programma. Ik besloot hierop te solliciteren om meer ervaring op te doen. Na een positief gesprek begon ik oktober 2020 aan een werkervaringsplek bij het Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen en de Gemeente De Ronde Venen.

Als docent geschiedenis kwam ik bij het RHCVV om creatieve lesprogramma’s te maken over verschillende onderwerpen en meer te leren over erfgoed. Het eerste project waar ik aan begon was het ontwerpen en organiseren van een interactieve rondleiding over de Tweede Wereldoorlog voor basisschoolleerlingen uit de gemeente De Ronde Venen bij het Poldermuseum in Waverveen. Hier kon je namelijk de tentoonstelling 75 Jaar Vrijheid bezoeken. Helaas gingen de rondleidingen niet door vanwege de striktere maatregelen die getroffen werden in verband met Corona. In plaats daarvan hebben we een leuke vlog gemaakt waar we Jan Compier, de eigenaar van het Poldermuseum, interviewde en ik een rondleiding gaf door de tentoonstelling. De vlog kun je onderaan deze pagina bekijken. Naast deze vlog heb ik een klein lesprogramma voorbereid waar de leerlingen aan de hand van SchoolTV fragmenten een eigen tijdlijn over de Tweede Wereldoorlog gingen maken.

Daarnaast begon ik in oktober voor De Ronde Venen in samenwerking met het RHCVV met het organiseren van een fototentoonstelling ter herdenking en viering van 75 jaar vrijheid. Voor deze tentoonstelling hebben we circa 60 foto’s uit WOII uitgezocht en in verschillende thema’s opgedeeld, zoals het dagelijks leven in de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding. Van deze foto’s hebben wij een mooie expositie gemaakt en tentoongesteld in de Dorpskerk van Abcoude.

Daarnaast heb ik meegeholpen aan het ontwerpen van een informatiebord voor het voormalig Slot van Abcoude, deze staat nu op de locatie waar het voormalige slot stond. Op dit bord staat een korte geschiedenis van het slot, wat er nu nog van te zien is én een afbeelding van hoe het er ooit uit heeft gezien aan de hand van een 3D reconstructie.

Ook heb ik gewerkt aan het maken van een aantal lessen voor middelbare scholieren die wij in de toekomst gaan uitvoeren. Het doel van deze lessen is om gezamenlijk met de scholieren een tentoonstelling te creëren. De scholieren krijgen een selectie van een aantal primaire bronnen, die ik in het archief heb opgezocht. Zij kiezen welke van deze bronnen het best het verhaal van WOII vertellen. Van de selectie die zij maken worden replica's gemaakt die in vitrines gepresenteerd worden als een echte tentoonstelling. Ik heb veel tijd doorgebracht in de archieven om de juiste bronnen voor deze lessen te vinden. Hier beleefde ik veel plezier aan. Ik kwam allerlei interessante bronnen tegen. Zoals een brief gedateerd 24 oktober 1940 van de NSDAP. Deze brief was gericht aan boekhandels en uitgeverijen met een lijst van verboden boeken. Daaraan was een mededeling toegevoegd dat deze boeken uit het assortiment verwijderd moesten worden. Deze boeken zouden namelijk het Groot-Duitse rijk in diskrediet brengen. Het interessante en leuke aan het doorkijken van al deze dossiers was dat ik echt een beeld kreeg van wat er in de regio tijdens de Tweede Wereldoorlog allemaal gebeurde en speelde. Dit vond ik dan ook wel een van de leukste en leerzaamste projecten waar ik aan gewerkt heb.

Terugkijkend heb ik geleerd wat voor verschillende mogelijkheden er bij een regionaal archief zoals het RHCVV liggen. Zo kun je natuurlijk een archief gebruiken als een informatiebron, maar ook als een inspiratiebron en vervult het veel meer functies dan ik in eerste instantie had gedacht. Hiervoor besefte ik mij nooit hoeveel educatief materiaal er in archieven te vinden is. Als docent ben je altijd op zoek naar de juiste bronnen voor je lessen, informatie die prikkelt en hoe een bepaald onderwerp attractief over te brengen. Het archief is hiervoor een schat aan informatie en brengt je op nieuwe ideeën. Daarnaast zag ik wat het belang is van mensen informeren over historische plekken en gebeurtenissen in hun regio en op wat voor manieren je dit allemaal kunt doen. Al met al was het een zeer leerzame leerwerkplek en een zeer aangename ervaring.'

Foto-Rik-4

Foto: Rik Kooper in één van de depots van het RHCVV.


De vlog die Rik maakte in het Poldermuseum

Digitaal archiveren dankzij het e-depot

In onze depots staat ruim 3,5 kilometer aan papieren archief; van huwelijksakten tot foto's, van notariële documenten tot boeken. De technologie heeft zich in de afgelopen 30 jaar enorm ontwikkeld, iedereen werkt steeds meer digitaal en bewaart steeds meer op computer of usb-stick. Wij als streekarchief houden er dus rekening mee dat de archieven die wij binnenkrijgen niet altijd meer uit papieren stukken bestaan en steeds vaker uit digitale informatie. Hoe bewaren wij dit? We kunnen usb-sticks, harde schijven en floppydisks wel naast de papieren stukken in het depot leggen, maar hoe zorgen wij ervoor dat deze verouderde formats toegankelijk blijven voor de bezoeker? Wij zijn druk bezig met het inrichten van een digitaal depot: het e-depot. Hierin wordt alle digitale informatie opgeslagen en weer toegankelijk gemaakt voor onderzoekers en ambtenaren. Om te zorgen dat het ook over 100 jaar nog te zien en te lezen is, stellen we een preserveringsbeleid op. Ook leggen wij nu al digitale connecties tussen ons archiefsysteem en de systemen van de gemeenten met wie wij samenwerken; Stichtse Vecht, De Ronde Venen, De Bilt en Weesp. Net als papieren archieven bewerkt worden voor ze naar een archiefdienst overgebracht worden, dienen ook digitale dossiers goed afgesloten te worden en worden voorzien van metadata zodat alles goed terug te vinden is. Hiervoor werken we nauw samen met de gemeenten. Zodat alle stukken die zij digitaal hebben makkelijk overgezet kunnen worden naar ons digitale archief.

Wat is een e-depot?
Een e-depot is een digitale bewaarplaats, een manier om digitale collecties duurzaam en betrouwbaar te beheren en beschikbaar te stellen aan publiek. Alle digitaal gecreëerde informatie die vanuit de aangesloten gemeenten worden overgebracht komen hierin terecht. Denk bijvoorbeeld aan notulen van raadsvergaderingen, bestuursstukken van de burgemeesters maar ook (bouw)vergunningen die de gemeente verleent. Dankzij het e-depot zal veel overheidsinformatie eerder, sneller en overzichtelijker te raadplegen zijn dan nu. Jij als bezoeker van het archief zal hier in de toekomst veel voordelen van ondervinden. Naast gemeentelijk archief komt er ook steeds meer particulier archief en dat wordt ook in het e-depot opgenomen.

Het e-depot van het RHCVV
Wij werken samen met het Nationaal Archief en andere regionale en gemeentelijke archieven aan het opzetten van een goedwerkend e-depot. Samen met deze andere archiefinstellingen leren we wat wel en niet mogelijk is bij digitale archivering en welke preserveringsmaatregelen we wanneer moeten nemen. Er komen steeds meer algemene richtlijnen en wettelijke kaders waar wij op terug kunnen vallen. Naast dat we ons eigen beleid hierop maken en ons systeem in gebruik nemen, leren we ook de informatiesystemen van de gemeenten beter kennen. Deze systemen moeten namelijk 'leren communiceren' met ons e-depot. Op dit moment is het RHCVV met de gemeenten bezig om informatie in het e-depot op te nemen. Het duurt nog even voordat deze informatie openbaar is en toegankelijk zal zijn voor bezoekers van het RHCVV. Wat bezoekers wel op korte termijn kunnen vinden in het e-depot zijn de stukken uit het corona archief.

Het e-depot in video
Ook de ambtenaren van de bij ons aangesloten gemeenten zullen te maken krijgen met het e-depot. Voor hen hebben wij een video gemaakt met daarin alle informatie die zij nodig hebben. Deze video is ook voor niet-ambtenaren erg interessant om te bekijken!

 

 

Paardentramlijn Utrecht-Maarssen

Eind 19e eeuw was er opspraak in de gemeente Maarssen, want er zou wellicht een paardentramweg komen van Utrecht naar Maarssen. Destijds was er nauwelijks openbaar vervoer tussen Maarssen en de in de buurt gelegen gebieden. De trein tussen Utrecht en Amsterdam reed al wel, maar stopte hooguit een paar keer per dag in Maarssen. Bovendien lag het station van Maarssen buiten het dorp. Hoewel een extra verbinding van Maarssen naar omringende gebieden meer dan welkom was voor sommigen, bleek het ingewikkeld te zijn om de plannen voor een paardentramlijn te realiseren.

De eerste berichten omtrent een paardentramlijn tussen Utrecht en Maarssen die opduiken in ons archief dateren uit maart 1889. In de notulen van de vergadering van het college van Burgermeester en Wethouders (College B en W) op 22 maart 1889 zijn aantekeningen terug te vinden omtrent een vergunning voor een paardentramweg van Utrecht naar Maarssen en het gebruik van de Rijksweg (nu de Amsterdamsestraatweg) voor deze tramweg. De aanvraaghouders van de vergunning zijn S. Serlé te Amsterdam en J.A.A. Jonker te Blerick. Het college B en W besloot tijdens de vergadering om de Gedeputeerde Staten gunstig te adviseren met betrekking tot de aanvraag van een vergunning voor het gebruik van de Rijksweg. De aanvraag was door Serlé en Jonker ingediend bij de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. De daadwerkelijke vergunning diende, via de Gedeputeerde Staten, dan ook door de minister verleend te worden. [1] Hieruit blijkt dat zowel de gemeente als de Gedeputeerde Staten en zelfs de Minister uitspraken deden over de exploitatie en aanleg van de paardentramlijn. Er waren dus verschillende bestuurlijke niveaus betrokken bij de plannen van deze paardentramweg.

In juli 1889 bevestigde de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid middels een brief de verlening van een vergunning aan de heren voor het gebruik van de Rijkswegen ten behoeve van de paardentramweg. In de brief van de minister staat vermeld dat de heren gebruik mochten maken van de grote wegen der 1e klasse nummer 3 en 5, van Harmelen naar Utrecht en van Utrecht naar Amsterdam. De Nederlandse Rijkswaterstaat was verantwoordelijk voor de rijkswegen en daarom moesten de heren op nationaal niveau toestemming vragen voor gebruik ervan. Eveneens waren bepaalde wegen in bezit van de gemeente Maarssen. Hierdoor moesten Serlé en Jonker ook bij de gemeente Maarssen toestemming vragen voor het gebruik van wegen in en rondom het dorp.[2] Gelukkig steunde de gemeenteraad van Maarssen de heren, waardoor ze gebruik mochten maken van de Daalschen Dijk en de dorpsweg.[3]

De vergunning voor het gebruik van de wegen hadden de heren verkregen, maar hier waren wel strenge voorwaarden aan verbonden, met name voor het gebruik van de Rijkswegen. Men kon namelijk niet zomaar gebruik maken van deze grote wegen. De Minister had in totaal 21 voorwaarden opgesteld en deze bij de vergunning gevoegd. De 21 voorwaarden, ook wel 21 artikelen, werden meegestuurd in een afschrift naar de gemeente Maarssen. In enkele voorbeelden valt goed te lezen hoe streng de voorwaarden waren. Zo staat er in artikel 21 van het afschrift vermeld dat de paardentramweg moet zijn voltooid en in exploitatie zijn gebracht voor 1 januari 1891. Ook staat er in artikel 18 dat binnen zes maanden een waarborgkapitaal van vierduizend gulden contant of in Nederlandsche staatseffecten moet worden voldaan aan het Ministerie van Financiën te Amsterdam.[4] Dit was een flinke som en het geeft aan dat de overheid wel ervan zeker wilde zijn dat de heren de bouw van de tramlijn daadwerkelijk konden financiëren.

Artikel 21
Artikel 21, betreffende datum voltooiing paardentramweg.

‘De in deze voorwaarden bedoelden tramweg moet voltooid en in exploitatie zijn gebracht vóór 1 januari 1891, op straffe van vervallen verklaring der concessie. Met de exploitatie mag niet aangevangen worden voordat al de werken tot den tramweg behorende door af van wege den hoofdingenieur van den Waterstaat in het 8e district zijn opgenomen en goedgekeurd.’

Behalve de zojuist genoemde strenge voorwaarden hadden de heren ook met andere problemen te maken. Zo blijkt uit verschillende documenten dat de route van de paardentramweg een discussiepunt betrof. De Minister meldde namelijk in de brief in juli 1889 dat de paardentramweg diende aan te vangen bij het stationsplein van den Nederlandsche Rhijnspoorweg te Utrecht en moest eindigen voor de Harmonie in Maarssen. [5] Daarentegen stelde de gemeenteraad dat het juiste eindpunt in Maarssen door het college van B en W aldaar bepaald moest worden.[6] En zelfs binnen de gemeenteraad ontstond discussie over de route die werd voorgelegd door het college B en W. In de notulen van een openbare raadsvergadering staat echter vermeld dat de door het college B en W voorgestelde richting, vanaf de Scheepmakerij (hoek Rijksweg (Straatweg)-Binnenweg) tot aan Richmond (hoek Kerkweg-Raadhuisstraat), werd goedgekeurd door de raad. Desondanks bestonden er binnen de raad meningsverschillen over de voorgestelde richting vanaf Richmond tot hoek Breedstraat.[7] De verschillende standpunten wijzen ons op de complexiteit van een verkregen vergunning. Een vergunning verkrijgen voor de paardentramweg was slechts één stap. De realisatie van de plannen voor de paardentramweg, rekening houdend met de verschillende betrokken partijen, bleek een ander verhaal te zijn.

paardentram
Hotel Restaurant De Harmonie aan de Kerkweg, 1950. Voorgenomen eindpunt Paardentramweg Utrecht-Maarssen volgens de Minister. Foto uit eigen collectie: BB-FA-MsJospe0026

Er volgde een periode van twee jaar waarin heen en weer werd geschreven over de tramverbinding tussen de twee heren, de gemeente Maarssen en de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Het lukte de heren niet om hun afspraken na te komen binnen de afgesproken tijd, maar ze kregen wel uitstel. Op 29 december 1890 kwam er een brief binnen bij de gemeente Maarssen waarin de heren vragen om uitstel van 1 jaar. De Minister verleende meerdere malen verlenging van termijnen. Zo meldde de Minister in een brief op 30 januari 1891 dat de datum van voltooiing van de paardentramlijn uit artikel 21, 1 januari 1891, met een jaar werd verlengd. Eveneens gaf de Minister in dezelfde brief met betrekking tot het waarborgkapitaal uitstel tot 4 januari 1891.[8] Opvallend is dat uitstel werd aangevraagd bij de Gemeente Maarssen maar vervolgens werd verleend door de Minister. Hieruit blijkt wederom dat verschillende bestuurlijke niveaus betrokken waren bij de paardentramweg.

Helaas, zelfs met verkregen uitstel, lukte het de heren uiteindelijk niet om hun afspraken met verschillende partijen na te komen. In mei 1891 deden Serlé en Jonker een laatste beroep op de financiële steun van de gemeente Maarssen.[9] In augustus 1891 verleende de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid nogmaals uitstel, maar tevergeefs want in de notulen van de vergaderingen van het college B en W op 5 augustus 1892 is terug te vinden dat ze de gemeenteraad gingen adviseren om het verzoek tot uitstel dit maal af te wijzen.[10] Een week later, op 11 augustus 1892, besloot de gemeenteraad om de concessie voor de paardentramlijn in te trekken.[11] De paardentramlijn ging Maarssen voorbij.

 

[1] Toegang 0962 Gemeente Maarssen, (1633) 1813-1938 (1949), Notulen van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders, 1851-1937, inv. nr. 66.

[2] Ibidem, Stukken betreffende de aanleg en exploitatie van een paardentramlijn tussen Utrecht en Maarssen door de heren S. Serlé te Amsterdam en J.A.A. Jonker te Blerick, 1889-1891, inv. nr. 2969.

[3] Ibidem, Besluiten genomen door de gemeenteraad, 1890-1903, inv. nr. 86.

[4] Ibidem, Stukken betreffende de aanleg en exploitatie van een paardentramlijn tussen Utrecht en Maarssen door de heren S. Serlé te Amsterdam en J.A.A. Jonker te Blerick, 1889-1891, inv. nr. 2969.

[5] Ibidem.

[6] Ibidem, Besluiten genomen door de gemeenteraad, 1890-1903, inv. nr. 86.

[7] Ibidem, Notulen van de openbare vergaderingen van de gemeenteraad, 1818-1940, inv. nr. 43.

[8] Ibidem, Stukken betreffende de aanleg en exploitatie van een paardentramlijn tussen Utrecht en Maarssen door de heren S. Serlé te Amsterdam en J.A.A. Jonker te Blerick, 1889-1891, inv. nr. 2969.

[9] Ibidem.

[10] Ibidem en Notulen van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders, 1851-1937, inv. nr. 66 .

[11] Ibidem, Besluiten genomen door de gemeenteraad, 1890-1903, inv. nr. 86.

Hoe inventariseer je een kerkarchief?

Als medewerkster van het Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, ben ik de laatste jaren onder meer bezig met het inventariseren van kerkarchieven uit ons werkgebied. Zo heb ik gewerkt aan de archieven van: de Hervormde Gemeente Vinkeveen, de Rooms-Katholieke Kerk van Loenen/Slootdijk, de Rooms-Katholieke Kerk van Breukelen, de Hervormde Gemeente van Nieuwer Ter Aa, en op dit moment, de Hervormde Gemeente Waverveen.

Voordat ik de module over ‘Toegankelijk maken’ van de archiefopleiding had gedaan, vroeg ik me altijd af hoe je het inventariseren van een archief eigenlijk aanpakt, vooral als dat uit allerlei verschillende dingen bestaat; boeken, losse documenten, mappen etcetera. Deze zelf bijgehouden archieven worden bij ons vaak in bananendozen of verhuisdozen binnengebracht. Er kwam zelfs eens een archief in vuilniszakken binnen! Inmiddels weet ik precies hoe ik zo’n archief moet aanpakken, hieronder leg ik stap voor stap uit hoe ik dat doe.

Ik neem het archief van Waverveen (dat al geruime tijd geleden bij het RHC in bewaring is gegeven) en waarmee ik nu bezig ben maar even als voorbeeld.
Om te beginnen ga je kijken of je wat informatie kunt vinden over de archiefvormer (bijvoorbeeld een jubileumboekje van de betreffende kerk) en over het archief zelf. In dit geval bijvoorbeeld het boekje ‘Waverveen door de jaren heen’ van drs. A. Bloed (red.). Ook kun je op de website van de kerk kijken of er iets te vinden is over de geschiedenis. Verder ga ik dan informeren bij mensen die er wat van kunnen weten, waar het archief vroeger was opgeslagen en hoe. Dat waren in dit geval de heren A. Bloed en L. den Hertog, die me vertelden dat het archief deels bij de predikant thuis en deels in een kist in de kerk lag.

Vervolgens ga ik ‘snuffelen’ in de dozen met het archief van de kerk, en probeer zo een beetje inzicht te krijgen in wat het zoal inhoudt en of er enige orde inzit. In het geval van Waverveen was er op zeker moment het nodige voorwerk gedaan door vrijwilligers van de kerk. Het archief was voorzien van zuurvrije omslagen en in archiefdozen gedaan, en er was een soort inventaris bij gemaakt. Bij mijn werkzaamheden bleek deze oude ordening echter, hoe goed bedoeld ook, het archief niet echt optimaal toegankelijk te maken. Zo waren er veel omslagen met als beschrijving ‘Oud archief kerkenraad’. In die omslagen bleek echter van alles te zitten, zowel van de kerkenraad, als van de diaconie, kerkvoogdij enzovoort. De enige ordening was dat de stukken chronologisch lagen. Het zal duidelijk zijn, dat met een dergelijke toegang de onderzoeker niet snel veel verder komt. Gaandeweg heb ik dus moeten besluiten de oude ordening uit elkaar te gaan halen en de stukken onder te brengen in een archiefschema dat voor kerkarchieven heel gebruikelijk is:
- Archief van de kerkenraad, met onderverdeling naar stukken van algemene aard (Notulen en
Correspondentie) en stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen. Hierbij valt te denken aan Liturgie, Predikanten, Catechese, Reglementering.
- Archief van de diaconie, met dezelfde onderverdeling in stukken van algemene aard en stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen. Armenzorg en Bezittingen zijn voorbeelden van de sub-rubriek afzonderlijke onderwerpen.
- Archief van de kerkvoogdij, zelfde hoofdrubrieken. Bij de afzonderlijke onderwerpen kun je denken aan: eigendommen (zoals kerk, pastorie, verenigingsgebouw), financiën, zoals Begroting en Jaarrekening, bijlagen bij de Jaarrekening.
- Archief van het Kiescollege.
- Stukken betreffende Publiciteit (kerkblad enz..)
- Archief van de Jongerenvereniging.
- Archief en Documentatie.

Als het nodig is kunnen er allerlei rubrieken en sub-rubrieken aan toegevoegd of juist geschrapt worden, afhankelijk van wat er allemaal in de dozen zit.

Het archiefschema zet ik in Mais Flexis, een programma van een grote database waarvan veel archiefinstellingen gebruik maken om hun inventarissen op internet toegankelijk te maken. Vervolgens ga ik als eerste de series bekijken en beschrijven: delen met notulen, delen van de doop-, trouw- en begraafregisters, kasboeken enzovoort. Dat is vrij overzichtelijk en schiet lekker op. Elk archiefstuk krijgt een afzonderlijk voorlopig nummer. Ook worden de stukken meteen waar nodig ontdaan van ijzerwerk en voorzien van nieuwe zuurvrije omslagen.
Vervolgens ga ik alle overige stukken en omslagen bekijken en beoordelen waar ze in het schema thuis horen. Ook nu krijgt alles een voorlopig nummer en wordt het materieel verzorgd.
De omslagen met veel afzonderlijke stukken die nauwkeurig moeten worden bekeken om te worden geplaatst in het schema, doe ik als laatste: dit kost veel tijd, maar het geeft ook veel voldoening als uiteindelijk alles op de goede plek staat.
Wanneer ik zo alle archiefdozen heb doorgewerkt, ga ik de hele inventaris door om te controleren of alles op de goede plek is geplaatst in het archiefschema. Zo niet, dan kan ik het nog verplaatsen of wijzigingen aanbrengen.
Als dit klaar is, ga ik archiefstukken omnummeren en krijgen ze hun definitieve inventarisnummers, zodat er een mooie doorlopende nummering ontstaat van begin tot eind van de inventaris. Tegelijkertijd worden alle stukken in die nieuwe doorlopende nummering in de archiefdozen gedaan.
Tenslotte worden alle omslagen voorzien van een mooie sticker met de naam van het archief en het inventarisnummer, en worden de archiefdozen voorzien van kaartjes met de desbetreffende inventarisnummers.

Aan het eind schrijf ik voor de inventaris een inleiding over de archiefvormer, een stukje over de geschiedenis van het archief, en de verantwoording van mijn werkzaamheden aan het archief. Tenslotte kan de inventaris op onze website geplaatst worden, en kan iedere onderzoeker waar ook ter wereld bekijken welke stukken er in het archief van de hervormde gemeente Waverveen te vinden zijn, en beoordelen of een bezoek aan onze studiezaal zinvol is.
Al met al doe ik dit werk met plezier: het geeft veel voldoening!

Wilma de Kruijter, november 2020

Wilma - nieuwsbrief kerkarchieven inventariseren