© 2022 Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen | website: webjongens.nl
Solidaire Weesper beurtschippers in 1776
Het was een hele delegatie vaarlieden die op 17 februari en 8 maart 1776 op bezoek kwam bij notaris Thomas Heijdanus in Weesp. De acht mannen; stuurlui en knechts op de beurtvaart tussen Weesp en Amsterdam, lieten gezamenlijk een document opstellen waarmee zij in feite voor hun kleine kringetje gezamenlijke arbeidsafspraken lieten opstellen.[1]
De mannen lieten bij de notaris in zeven artikelen vastleggen wat zij met elkaar hadden afgesproken. Het waren de bovenknechten Jan Mol, Dirk van Capelle, Hannes Martens en Isaak Bolland en de onderknechten Frans Mol, Stoffel Brinkman, Jacob Hoogenbirk en Dirk Hogerwoert. Als eerste spraken de mannen af dat ze alle inkomsten die ze als personeel op het beurtveer tussen Weesp en Amsterdam met het vervoeren van vracht zouden verdienen gelijk onder elkaar zouden verdelen. Als voorbeeld wordt het vervoeren van wijn, brandewijn en andere gedistilleerde drank genoemd, en het weer ophalen en terugbrengen van lege stukken, waarschijnlijk de vaten waarin de drank vervoerd werd. Ook het vervoer van vee zoals kalveren en varkens viel onder de regeling. Enige uitzondering op het gezamenlijke aannemingswerk zouden kleine particuliere klusjes zijn die de afzonderlijke knechten voor zichzelf zouden weten te regelen.
Om deze afspraken te vast te leggen spraken de mannen af een boek bij te gaan houden, en wel met ingang van 19 maart 1776. In dit boek zou per toerbeurt van drie maanden door de vier bovenknechten bijgehouden worden wat er door wie van de acht mannen aan gemeenschappelijk verdiend geld was ingebracht. Om dit geld te beheren werd tevens een bus aangeschaft, met daarop twee verschillende hangsloten. De sleutels van de sloten werden bewaard door eveneens twee bovenknechten die per toerbeurt wisselden. Elke maand werd de bus geleegd en werden de mannen uitbetaald. Voor ontvangst zou door eenieder in het boek getekend worden.
Daarbij verplichtten de ondertekenaars zichzelf, elkaar bij zwaar weer op de vaart te helpen, en tevens zorgde men voor een rouleerschema waardoor de mannen om de beurt een vrije dag hadden na een aantal gewerkte dagen. Wanneer in geval van ziekte of andere ongemakken een van de mannen niet in staat was te varen, dan zou zijn vaart overgenomen worden door een van de mannen die op dat moment vrij was. De zieke ontving aan het eind van de maand gewoon zijn loon. Wanneer men zich niet aan deze regels zou houden dan zou men gestraft worden met het moeten betalen van een geldboete, waarvan de hoogste wel vijftig gulden bedroeg. Een aanzienlijk bedrag in die tijd. Met deze stok achter de deur om de afgesproken solidariteit te waarborgen sluit het contract van de schippersknechten af. Een bijzonder staaltje arbeiderszelfbestuur in het nijvere Weesp decennia voordat Marx en Engels zelfs nog maar in hun wieg lagen.
[1] GAW138 Notarissen te Weesp, 1609-1842, inv.nr. 5299 akte 55.