© 2022 Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen | website: webjongens.nl
Patriots-Orangistische twisten in Weesp
De akte waarin Ida Schouten haar verhaal doet
In de jaren tachtig van de achttiende eeuw liepen de emoties tussen aanhangers van de prins van Oranje en de voorvechters van een burgerlijk bestuur hoog op. De Patriotten en Orangisten maakten elkaar het leven zuur in de strijd voor hun politieke overtuiging. Waar de Patriotten meer democratisering in het bestuur nastreefden, streden de Prinsgezinden voor een sterke stadhouderlijke macht belichaamd in de leden van het Huis van Oranje. De strijd bereikte haar hoogtepunt in juni 1787 toen de echtgenote van de verdreven stadhouder Willem V, Wilhelmina van Pruisen, op haar weg naar Den Haag door Patriotten werd aangehouden. Ze wilde de Staten van Holland bewegen haar man terug te laten keren. Gevolg van de aanhouding was de Pruisische inval in de Republiek onder leiding van Wilhelmina’s broer Frederik Willem II.
Ook in Weesp waren in deze periode onlusten. In de stad waren de Patriotten ruim in de meerderheid en dat blijkt ook wel uit het relaas dat in een van de notariële akten in het archief is te vinden.[1] Hierin doet een slachtoffer met waarschijnlijk Orangistische sympathieën verslag van wandaden door Patriotten die haar ten deel zijn gevallen. De akte is opgesteld op 12 juni 1788 maar handelt over gebeurtenissen van 19 september 1787. De in de akte beschreven ongeregeldheden hadden waarschijnlijk alles te maken met de paniek die zich in deze periode onder de Patriotten meester maakte door de Pruisische inval. Half september was Utrecht zonder slag of stoot in handen van de Pruisen gevallen, en de vijand naderde Weesp met rasse schreden. Op 17 september werd de schans bij Uitermeer zonder gevechten ingenomen, waarna een dag later na enige schermutselingen ook de Hinderdamse Schans door de Pruisen werd bezet. De dag hierna vonden de acties plaats waarvan Ida Schouten, huisvrouw van Leendert van Geijn Bastiaansz., het slachtoffer werd. De twee hadden een groentewinkel op de hoek waar de Hoogstraat en Kerkstraat in Weesp elkaar kruisen, waarschijnlijk waar nu Café de Natte Krant is gevestigd.
Schouten verklaarde in de akte dat op 19 september 1787 een menigte gewapende mannen het huis binnendrong onder het roepen dat ze
“het orange uit haar huis zouden halen”
daarmee doelend op een aanhanger van het Huis van Oranje. Ze dwongen mevrouw Schouten vervolgens alle kisten en kasten te openen om de persoon te vinden waarnaar zij op zoek waren, haar man om precies te zijn. Nadat ze hem niet konden vinden vertrokken de mannen, om echter niet veel later afgelost te worden door een tweede bende
“gewapende manschappen ten getale zoo als haar toescheen van wel honderd man sterk”
die haar vroegen of haar man thuis was. Toen ze daarop ontkennend antwoordde drongen de mannen haar huis binnen en doorzochten het. Ze werd wederom gedwongen alle kasten en deuren te openen maar haar man vonden de indringers niet. Een van de mannen stopte, wanneer we Ida Schouten mogen geloven, stiekem een oranje lintje in een van de kasten en haalde het er daarna triomfantelijk uit waarna de mannen Ida
“op eene wreede wijze hebben gevangen genomen en haar onder het bedrijven van veele spotternijen en onder het uijtspreken van veele vloeken en bedrijging van een doodvonnis”
meenamen naar het stadhuis en gevangenzetten in de gijzelkamer. Toen ze de daar aanwezige burgemeester D’Arrest verzocht losgelaten te worden om voor haar vier kinderen te kunnen zorgen, antwoordde deze haar dat de mannen haar aan hem wilden overleveren maar dat hij in dezen niets over haar te zeggen had. Toen Schouten hem vroeg wie dan wel over haar lot diende te beschikken bleken dit de militaire autoriteiten te zijn, ofwel het “defensiewezen” zoals notaris Van Marken het uit de mond van Schouten optekende.
Schouten werd vervolgens naar de bovenverdieping van het stadhuis gebracht en daar in een kamertje opgesloten. Maar liefst twee dagen en twee nachten duurde deze opsluiting, waarna ze weer werd vrijgelaten. De sleutels van haar huis en kasten kreeg ze terug van de vroedschap Van der Heijden. Burgemeesters D’Arrest en Peelen waren hierbij aanwezig. Hiermee was het leed echter nog niet geleden, want toen ze thuis kwam bleek een deel van de inboedel ontvreemd en een ander deel zwaar gehavend. Uit angst voor verdere mishandelingen heeft Ida Schouten zich daarna nog vijf dagen verborgen gehouden waardoor ook haar winkel een hele week gesloten bleef. Waar haar man was in de tussentijd wordt niet duidelijk, waarschijnlijk moest ook hij onderduiken voor de patriottische furie. Bijkomende schade vormde het hierdoor bedorven voedsel dat in de winkel aanwezig was en niet verkocht kon worden.
De ondertekening van de akte, met daarop ook de naam van Ida Schouten
Daarbij liet Schouten ook nog weten enige tijd na het voorval gehoord te hebben van haar buurman Gerrit Hendrik Strootman dat bij de troep gewapende mannen zich ook Jacobus Heijdanus bevond. Dit was notabene een officier in de “burger Krijgsraad” en waarschijnlijk lid van de schutterij. Er is een goede kans dat het hier om dezelfde Jacobus Heijdanus gaat als degene die in 1795 kapitein van het blauwe vaandel bij de schutterij in Weesp was.[2] Deze Heijdanus zou meegeholpen hebben in het brandschatten van Schoutens huis. Bovendien wist haar schoonvader Bastiaan van Geijn haar nog te vertellen dat hij tijdens haar gevangenschap aan Heijdanus gevraagd had haar vrij te laten maar dat deze daarop te kennen liet geven dat hij in plaats daarvan graag ook haar man nog achter slot en grendel zou brengen. Of dit ook gebeurde en of de onruststokers naderhand nog gestraft zijn, wellicht na de Pruisische bezetting van de stad ruim een week later op 27 september, wordt uit de akte niet duidelijk. Schoutens verhaal stopt hiermee vrij abrupt, maar toch geeft de akte een bijzonder inkijkje in deze roerige tijden.
[1] GAW138 Notarissen te Weesp, inv.nr. 5289 akte 24
[2] H. Brood, Van Vroedschap en magistraat tot gemeenteraad, 1795-1978 (Historische Bibliotheek RHC Vecht en Venen locatie Weesp HB-W-0266)