Logo

Een ouderwetse scheldpartij in Weesp

Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

 

Er gaan tegenwoordig nogal eens stemmen op dat de mensen vandaag de dag allemaal zo bot en onvriendelijk zijn tegenover elkaar, ja zelfs dat asociaal gedrag steeds meer norm dan uitzondering lijkt te worden. Dat het vroeger heus niet allemaal beter was blijkt uit een voorbeeldje uit het archief uit Weesp. In een notariële akte uit 1765 wordt verslag gelegd van de uitlatingen van ene Gijsbertus Bonnet, deurwaarder in Weesp.* Deze Bonnet had zich nogal kwalijk uitgelaten over Egbertus Geniets, de toenmalige schout van Naarden. Twee beambten, Andries van Claverveld en Lambertus ter Beest, kwamen van het voorval verslag doen voor notaris Jacob van Marken Cornelisz.

Op een dag in september 1764, omtrent de 23e of 24e, hoorden de genoemde Van Claverveld en Ter Beest hoe de beschuldigde Gijsbertus Bonnets zich op kwalijke wijze uitliet over de schout. Zoals ook in onze tijd vaak het geval, was de oorzaak van de onmin een geldkwestie. De schout had namelijk even daarvoor een wagen met graan en de daarbij behorende twee paarden die in beslag waren genomen in verband met een belastingkwestie weer vrijgegeven, ofwel “uit den arreste was ontslagen”. Bonnet had het spul echter naar eigen zeggen weer onder arrest geplaatst want de schout had hem hierbij dwars gezeten door de eerste te zijn die de goederen in beslag had genomen: want den steedehouder heeft het kalf onder de moer gelubt en dat doet die donder altijd”. Lubben is een archaïsch woord voor castreren en de zegswijze ‘het kalf willen lubben onder de moer’ kan vertaald worden als de zaken onmiddellijk aanpakken, of ‘er als de kippen bij zijn’ zoals we tegenwoordig wel zeggen. Een betekenis die de zinsnede ook wel heeft ligt in het verlengde hiervan; namelijk de boel afzetten/oplichten.

Kortom, Bonnet was niet blij met de gang van zaken en dat liet hij merken ook. Getuige Andries van Claverveld maande hem daarop tot kalmte:

“wel mijnheer zijt voorsigtig in uw uijtdrukkinge want het is een publicq persoon en den steedehouder van sijn excellentie de Graaf van Gronsfeldt daar je soo van spreekt”. Bonnet was echter niet tot bedaren te brengen en kwam nu pas goed op stoom: “wat soude ik van hem swijgen, dien bancqueroutier van soo een schelm en lor. Ik sal maken dat hij weer na Surinamen moet. Hij heeft al tweemalen bancqueroet gespeelt. Hij moet Naarden uit, die donder houd het armengeld van de aanhalinge in zijn zak, wat praet je luijden van soo eene schelm”.

Portret van Bertram Sigismund Albrecht van Gronsveld Diepenbroick Impel (1717-1772) door Guillaume Jean Joseph de Spinney (1721-1785) Geschilderd 1759. Bron: GAW200-01 Fotocollectie gemeentearchief Weesp, GAWfoto1006

Portret van Bertram Sigismund Albrecht van Gronsveld Diepenbroick Impel (1717-1772) door Guillaume Jean Joseph de Spinney (1721-1785) Geschilderd 1759. Bron: GAW200-01 Fotocollectie gemeentearchief Weesp, GAWfoto1006

 

Bonnet doelde hiermee op Bertrand Philip Sigismund Albrecht van Gronsveld (1712-1772), een telg uit het geslacht Van Gronsveld van Diepenbrock. Deze niet zo zakelijk ingestelde ondernemer startte onder andere de eerste porseleinfabriek van Nederland in Weesp. Na enige jaren ging deze echter alweer failliet, vandaar ook de opmerkingen van Bonnet. De beschuldiging dat Van Gronsveld tevens het aandeel van de belastingen bestemd voor de armenkas in eigen zak zou steken is eveneens niet misselijk. Toch was het gehele geval misschien met een sisser afgelopen als Bonnet een paar maanden later niet wederom zijn boekje te buiten was gegaan. Hoe dat voorval verliep zal ik op deze plaats volgende week uit de doeken doen.

 

*Dit artikel is gebaseerd op GAW138, Notarieel archief 1609-1842, inventarisnummer 5281, akte 44