Logo

Een brutale soldaat in Breukelen

Franse leger 1795

Franse soldaten, 1795

De intocht van de Franse revolutionaire legers in de Nederlandse Republiek verliep niet overal even gladjes. Een blik op de lokale perikelen die aanvoer van zoveel militairen met zich meebracht biedt een verklaring die te vinden is in het archief van de voormalige gemeente Breukelen-Nijenrode, van 5 februari 1795.[1] In deze akte deden Breukelse gemeentebestuurders hun beklag, heel vooruitstrevend in het Frans natuurlijk, het was immers de Franse Tijd, over een incident dat veroorzaakt werd door een soldaat uit het Franse leger.

De onverlaat in kwestie had om een uur of drie ’s-middags een der gemeentebestuurders gevraagd om een zogenaamd ‘Billet de Logement’, in feite een verklaring waarmee hij toestemming kreeg in huis te verblijven bij lokale inwoners. Op het verzoek of hij ter verkrijging daarvan de juiste papieren kon overleggen antwoordde hij ontkennend. Daarop werd hem het inkwartieringsdocument logischerwijs geweigerd. Dit alles speelde zich waarschijnlijk af in het ‘Regthuys’, huidig adres Kerkbrink 35. Dat gebouw was al eeuwenlang in gebruik voor bestuurlijke zaken, naast de herbergfunctie die het pand tevens vervulde.[2] Wellicht had de soldaat dan ook al een paar glaasjes teveel op toen hij zich met zijn verzoek tot de gemeentelijke autoriteiten wendde.

Breukelen Nieuwstraat

Het Regthuys ca. 1955-1960

Afgaande op zijn voorkomen zou de soldaat een Brabander of Duitser geweest zijn, hij sprak in ieder geval wel Nederlands. Toen de ambtenaar van dienst hem sommeerde naar zijn bataljon te keren antwoordde de helaas niet bij naam genoemde soldaat dat hij dat niet zou doen, en dat zeggende wierp hij zijn bepakking af en deelde mee: “ik blijf hier”. Hij schold de andere ambtsdragers die polshoogte kwamen nemen uit voor ‘spitsboeven, hondsvodden, en schurken’. De burgemeester die polshoogte was komen nemen liet daarop ‘la garde’, de wacht, aanrukken om de brutale soldaat in te rekenen. De soldaat reageerde hierop met ‘ik schijt in de wagt, in de commandant en in uw allen’. Hierop ontstak de burgemeester in woede en riep, ondertussen met de vuist op tafel slaand om zijn woorden kracht bij te zetten, dat de niet bij naam genoemde soldaat het niet waard was de Franse republiek te dienen. De soldaat diende hem vervolgens van repliek met de opmerking dat de burgemeester het op zijn beurt niet waard was de soldaat z’n schoenen te poetsen. Deze belediging liet hij gepaard gaan met tikken op de borst van de burgemeester, eindigend met een grote klap. De burgemeester liet dat niet op zich zitten en viel de soldaat aan en wierp hem op de grond. Ten slotte werden de huzaren die op Gunterstein gelegerd waren te hulp geroepen om de soldaat af te voeren. De ambtsdragers waren er tevens getuige van geweest dat de soldaat getracht had de burgemeester aan te vallen met een wapen waarop de burgemeester een tang, waarschijnlijk een haardtang, had gepakt om de slag af te weren maar de soldaat daarbij niet had verwond.

Uit hoofde van de gemeente sloot men af met de plechtige verklaring dat als het bestuur aan dergelijke aanvallen zou worden blootgesteld, en als het zulke onrechtvaardigheden en brutaliteiten zou moeten verduren, het niet mogelijk zou zijn om zijn functioneren als plaatselijk bestuur voort te zetten. Zover kwam het gelukkig niet, maar het geval wekte genoeg ongenoegen om er een uitgebreide verklaring van op schrift te stellen.

 


[1] Toegang 1002, Gemeente Breukelen-Nijenrode, 1569-1811, inv.nr. 289.

[2] A. Manten en M. Laméris, Breukelen. Geschiedenis en architectuur (Zeist/Utrecht 2008) 218-220.