© 2022 Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen | website: webjongens.nl
Een beetje Boerenoorlog in Loenen aan de Vecht
Plattegrond van de schietinrichting te Loenen zoals deze eruit zou moeten komen te zien (Toegang 1024, inv.nr. 643, verg.nr. 21).
In 1899 brak in Zuid-Afrika oorlog uit tussen de daar sinds de zeventiende eeuw gevestigde afstammelingen van Nederlandse kolonisten, de Boeren, en de Engelse koloniale macht die de zuidpunt van het continent wilde inpalmen voor eigen gewin. In 1880-1881 hadden Boeren en Britten het ook al met elkaar aan de stok gehad, vandaar dat de nieuwe strijd bekend werd als Tweede Boerenoorlog, of Second Anglo-Boer War.
De Boeren stamden zoals gezegd af van vroegere Nederlandse kolonisten en spraken ook nog steeds een taal die verwant was aan het Nederlands, het Afrikaans. De ongelijke strijd van de twee kleine Boerenrepublieken Oranje-Vrijstaat en Transvaal (officieel de Zuid-Afrikaansche Republiek) tegen het machtige Britse wereldrijk zorgde ervoor dat de Boeren internationaal op veel sympathie konden rekenen. Niet in het minst in Nederland, waar men met een mengeling van bewondering en trots gadesloeg hoe het verzet van het Zuid-Afrikaanse broedervolk het uiterste vergde van de Britse imperialistische oorlogsmachinerie. Paul Kruger, president van Transvaal, trachtte deze sympathie te gelde te maken. Hij maakte een tour door Europa om steun te werven onder de andere Europese machten, waarbij hij ook Nederland aandeed.
Hoewel men over het algemeen welwillend stond tegenover de zaak van de Boeren, durfde men het in Den Haag niet aan de machtige Britten tegen de haren in te strijken. Kruger keerde dan ook onverrichterzake terug. Een gevolg van zijn komst, en van de strijd in Zuid-Afrika in algemenere zin, was wel dat overal in het land verenigingen en initiatieven ontsproten die een link hadden met de Boerenzaak. Er werden hulpcomités opgericht en inzamelingsacties gestart. Ook vertrokken er op bescheiden schaal vrijwilligers naar Afrika om de Boeren te helpen. In Abcoude werd in juli 1902 een vergunning verleend aan de schietvereniging Christiaan de Wet om schietoefeningen te houden in het fort aldaar.[1] Het verzoek van de vereniging, een onderafdeling van de Vereeniging Volksweerbaarheid afdeling Abcoude, was pas in juni van dat jaar gedaan en stuitte op geen enkel bezwaar. De locatie voor de schietbaan was dan ook onberispelijk, binnenin het fort aldaar. Hoe anders was dat in Loenen aan de Vecht, waar men het jaar ervoor al stappen had gezet om een schietbaan te openen.
Het Raadhuis van Kronenburgh in 1969, in vervallen staat voordat het gerestaureerd zou worden (foto: A.J. (Ton) van der Wal, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
In Loenen werd in juni 1901 de Schiet Weerbaarheids Vereeniging Christiaan Rudolph de Wet opgericht. De Wet was tijdens de oorlog een van de belangrijkste militaire leiders aan de kant van de Boeren. Hij voerde jarenlang een guerrillastrijd tegen het Britse leger en groeide uit tot symbool van het verzet van de Boeren. Om midden in deze oorlog een schietvereniging op te richten die vernoemd is naar een beroemde Boerengeneraal moet haast wel ingegeven zijn door sympathie voor de Boerenzaak. Of er misschien meer speelde en de initiatiefnemers van plan waren schietoefeningen te houden ter voorbereiding van deelname aan de strijd in Afrika is onbekend. Dat lijkt overigens niet heel waarschijnlijk, maar helemaal uitsluiten kunnen we het niet.
De verenigingsleden verzochten het gemeentebestuur op 26 november 1901 om toestemming schietoefeningen te mogen houden in de stal die hoorde bij het hotel Het Raadhuis van Kronenburgh aan de Rijksstraatweg, thans nummer 113-115 (het hotel bestaat niet meer).[2] Geschoten zou er moeten worden met cilindergeweren en flobertbuksen, voor beide zou gebruik gemaakt worden van flobertpatronen. Deze wapens werden indertijd wel meer gebruikt voor het houden van schietoefeningen op korte afstand. De Flobert stond en staat ook wel bekend als tuingeweer omdat deze wapens vroeger nogal eens gebruikt werden om bijvoorbeeld schadelijke vogels uit de boomgaard te verjagen. De cilindergeweren zouden overigens door het Rijk geleverd moeten worden, waarschijnlijk met een schuin oog kijkend naar de net ingevoerde Landweerwet van 1901 waarin de vroegere schutterijen werden vervangen door een landweer van dienstplichtigen én vrijwilligers.
Flobert-geweer uit ca. 1900
Tot behoud van de muur van de stal waarop geschoten zou worden zou achter de schietschijven een stalen plaat van 6 mm dik geplaatst worden. Tevens zou de schijf in een hoek van de ruimte geplaatst worden zodat missers via de wand richting de schijf zouden afketsen. Op 18 december 1901 is om halftwee ‘s-middags een zitting gehouden door Burgemeester en Wethouders van Loenen om eventuele bezwaren tegen de vergunning om een ‘schietinrichting’ op te richten aan te horen. De heer E. van Beusekom was de enige die verscheen om zijn bezwaren kenbaar te maken. Hij vond dat de komst van de schietvereniging zou zorgen voor ‘gevaar voor personen’. Aangezien er verder niemand langskwam werd de zitting na een kwartier gesloten. Het bezwaar van dhr. Van Beusekom bleek voldoende om te vergunning voor de schietvereniging te weigeren, zo bleek in de vergadering van B&W van 3 januari 1902.
Daar lieten H.M. Bensdorp, voorzitter, en A. Tober, secretaris van de vereniging, het niet bij zitten. Ze gingen in beroep tegen de weigering en deden hun beklag bij de Raad van State. Ze brachten daar in dat er bij inachtneming van de juiste veiligheidsmaatregelen geen gevaar voor voorbijgangers of andere personen zou bestaan. De hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat zelf stelde een aantal aanvullende veiligheidsmaatregelen op waarna de vergunning tóch verleend zou kunnen worden. Zo diende de deur aan de noordwestzijde van de stal gesloten te blijven tijdens de oefeningen. Met het oog daarop zou er een groot slot aan de deur bevestigd moeten worden om de deur af te sluiten tijdens oefeningen. De sleutel zou bewaard moeten worden door het lid dat oefende, of een van de leden die daarvoor aangewezen zou worden. Een andere mogelijkheid was het oudste lid dat aanwezig was de sleutel bij zich te laten dragen. Onder voorbehoud van aanvullende veiligheidsmaatregelen werd de vergunning alsnog verleend op 4 juni 1902. Burgemeester en wethouders hadden het nakijken.
[1] 1010 Gerecht en gemeente Abcoude, 15__-1941, inv.nr. 906.
[2] 1024 Gemeente Loenen, 1811-1943, inv.nr. 643, vergunningnummer 21.